Maatschappelijke diensttijd als kans om iets voor een ander te doen. Zoals voor Sophie, 23 en net afgestudeerd als sociaal wetenschapper. Na veel tijd achter de boeken ging ze bewust op zoek naar een plek om “echte ervaringen op te doen, om uit haar bubbel te stappen en om nieuwe plekken en mensen te leren kennen”. Sophie had al van de maatschappelijke diensttijd gehoord en onderzocht welke organisaties hieraan meedoen. Het werd een diensttijd bij een vrijwilligersnetwerk voor jongeren. Hier nam Sophie het initiatief om de bestaande vrijwilligersgroepen van de organisatie uit te breiden met studenten en om meer impact te hebben onder de vele doelgroepen van het netwerk: dak- en thuislozen, nieuwkomers en statushouders, kinderen, ouderen, gehandicapten, drugsverslaafden en mensen in de geestelijke gezondheidszorg. Vijf maanden en meer dan 150 uur inzet verder kijkt ze tevreden terug op deze ervaring. Wat voor haar belangrijk was, was dat ze veel verantwoordelijkheid en vrijheid kreeg, ze zich meteen onderdeel van de organisatie voelde en ze veel waardering kreeg voor de dingen die zij deed. Ze kreeg de kans om zich voor anderen in te zetten en nieuwe dingen te leren. En: de samenwerking beviel wederzijds zo goed dat ze er een baan aan over heeft gehouden. Voor Sophie is de maatschappelijke diensttijd vooral een kans om iets te kunnen betekenen voor een ander.
Op 17 september 2018 zijn de eerste proeftuinen maatschappelijke diensttijd gestart. Inmiddels zijn er ook al de eerste jongeren die hun maatschappelijke diensttijd hebben afgerond. Jongeren die om verschillende redenen de uitdaging van een diensttijd zijn aangegaan en die er allemaal iets anders uithalen. Het aantal deelnemers laat een sterk groeiende lijn zien. In oktober, één maand na de start van de proeftuinen, waren ruim 120 jongeren actief. De zogenoemde infographic van december 2018 laat zien dat er zo’n 1200 jongeren zijn geworven waarvan er 950 ook concreet aan hun diensttijd zijn begonnen. Half februari is dat aantal opgelopen tot meer dan 3600 geworven jongeren, waarvan er ruim 1900 zijn gestart met hun diensttijd. In hun plannen gaven de projectleiders van deproeftuinen aan dat zij na een looptijd van 18 maanden (maart 2020) opgeteld ongeveer 14.000 jongeren geworven willen hebben.
De onderzoekers zien het aantal deelnemers sterk stijgen. Toch is het zaak te blijven investeren in werving, zodat steeds meer jongeren meedoen. Dat doen we door het uitwisselen van kennis tussen proeftuinen en door proeftuinen die achterlopen ondersteuning te bieden in de vorm van handreikingen en goede voorbeelden over de werving van jongeren. Ook de start van de 34 proeftuinen uit de tweede ronde draagt bij aan een groter aantal deelnemers. In aanvulling op de 41 proeftuinen uit eerste ronde verwachten deze proeftuinen zo’n 5700 jongeren te bereiken. Het gaat hierbij met name om het bereiken en laten deelnemen van specifieke groepen jongeren, zoals jongeren met een tussenjaar, en het verbreden van het aantal sectoren waar jongeren actief kunnen zijn. Op het vlak van brede werving houden we een stevige ambitie, zeker gezien het feit dat volgens het motivatieonderzoek het landelijk potentieel aan deelnemers met 1,5 miljoen jongeren groot is.
De onderzoeksresultaten laten zien dat de motivatie voor jongeren om mee te doen nadrukkelijk twee componenten bevat: zowel persoonlijke ontwikkeling als iets betekenen voor een ander. Naast het opdoen van vaardigheden, het ontdekken waar je goed in bent of het leren kennen van nieuwe mensen, willen jongeren – los van leeftijd of opleidingsniveau – maatschappelijk impact hebben. Dit beeld zag ik ook bevestigd in bijvoorbeeld de dialoogsessie die we tussen jongeren en het bedrijfsleven organiseerden. Jongeren waarderen het enorm dat er ruimte is om nieuwe dingen te leren, maar niet zonder een maatschappelijke component. Zingeving speelt voor de jongeren een grote rol. De combinatie van persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijke impact vormt dan ook de belangrijkste rode draad in de ontwikkeling van de maatschappelijke diensttijd.
Los van de inhoudelijke drijfveer laat de tussenrapportage zien dat het voor deelnemende jongeren ook van belang is dat ze plezier beleven aan hun diensttijd. Het sociale aspect raakt direct aan de intrinsieke motivatie om mee te doen. Onderdeel zijn van een groep, iets kunnen leren van mensen die je anders niet zou ontmoeten of samen met vrienden iets kunnen doen, staat voor de meeste deelnemende jongeren op één. Direct gevolgd door goede begeleiding. Dit geldt voor alle jongeren, dus ook hier maakt opleidingsniveau niet uit. Wat wel opvalt is dat met name begeleiding door jongerencoaches heel positief uitpakt. Dit aspect komt ook terug in het motivatieonderzoek onder jongeren die nog niet deelnemen.
Goede begeleiding is één van de twee belangrijkste randvoorwaarden in de overweging om mee te doen. Net als de mate waarin de diensttijd aansluit bij de eigen interesses. Jongeren zijn duidelijk op zoek naar een uitdaging die in het verlengde ligt van wat hen drijft en interesseert. Minder eenduidig is wat jongeren zeggen over beloning. Deelnemende jongeren hechten sterk aan zichtbare aandacht en erkenning voor wat zij hebben gedaan. Een financiële beloning als vergoeding scoort onder deze groep opvallend laag. Uit de focusgroepen onder niet deelnemende jongeren komt een heel ander beeld. Bij hen scoort een financiële beloning juist het hoogst. Niet als belangrijkste motivatie om deel te willen nemen, maar wel als belangrijke randvoorwaarde om deel te kunnen nemen. Hierbij zouden verschillen in achtergrond van de jongeren een rol kunnen spelen. Denk bijvoorbeeld aan jongeren die moeten bijdragen aan het gezinsinkomen. Het ontvangen van een certificaat komt in alle onderzoeken daarentegen wel terug als vorm van beloning die jongeren waardevol vinden.
Maatschappelijke diensttijd als kans om te ontwikkelen. Neem Bradley, een leerling op het voortgezet speciaal onderwijs. Via een MDT-programma op school werd hij uitgedaagd om zijn talenten meer te ontwikkelen, leerde hij nieuwe vaardigheden en ging hij op stage. Hij koos voor deze vorm van diensttijd omdat het op school kon en hij tegelijkertijd een veel duidelijker beeld van zijn toekomst en mogelijkheden kreeg. Bradley ontwikkelde zich via de diensttijd op een andere manier dan op de beschermde manier waarop hij dat op het speciaal onderwijs gewend was. Door de grotere uitdaging kreeg hij veel meer zelfvertrouwen en solliciteerde hij zelfs naar een baan. Voor Bradley is de diensttijd een manier om volwaardiger mee te kunnen doen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Door zichzelf te ontplooien is hij in staat iets voor een ander te doen.
Paul Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: “Na het zomerreces informeer ik de Kamer over het eerste ontwerp. In het najaar hoop ik hierover met de Kamer het gesprek te voeren, zodat we, na de huidige experimentfase, in januari 2020 de diensttijd kunnen invoeren. De partners met wie ik de maatschappelijke diensttijd ontwikkel hebben aangegeven graag met de Kamer in gesprek te gaan over de manier waarop de diensttijd vorm krijgt. We willen de woordvoerders van de verschillende fracties daarom uitnodigen voor een gezamenlijk werkbezoek naar één van de maatschappelijke diensttijd initiatieven en aansluitend voor een rondetafelgesprek op locatie.”